Hetty Gehring
Home biografie coaching met wie werk ik boek/publicaties blog in English contact

Adem is als de wind

Als je zingt, is er altijd sprake van een spannende driehoeksverhouding tussen de adem, het lichaam en de stem. Het is de kunst om te leren voelen hoe ze met elkaar verbonden zijn en zich
ten opzichte van elkaar gedragen. Trek één van de drie touwtje los, en het verband is weg.


Adem

Het grootste misverstand over adem is, dat je er bij het zingen zuinig mee om moet springen. Adem moet juist gul en zonder enig voorbehoud gegeven worden, want adem is het voedsel van de stembanden. Als adem langs de stembanden wordt gevoerd, gaan ze trillen. Hiervoor heeft de adem vaart nodig, want daardoor komt hij in beweging en kan hij in beweging blijven.

Het is net als bij de wind: je kunt de wind niet zien, totdat het gaat waaien en de bladeren gaan bewegen. Waait het zacht, dan worden de bladeren een beetje van de grond opgetild, stormt het, dan waaien ze hoog op. Op dezelfde wijze reageren de stembanden op de hoeveelheid adem die erlangs loopt én op de snelheid ervan.

Een ander misverstand over adem is dat de ademvoering bij het zingen hetzelfde is als bij het spreken. In het dagelijks leven ademen we een beetje in en vullen de longen zich. Hierdoor gaan ruimtes open en daalt het middenrif. Even later, als we uitademen, wordt dit alles weer losgelaten en begint het proces opnieuw, de hele dag door. Als adem en lichaam op deze manier ook bij het zingen zouden samenwerken, zouden we snel door onze adem heen zijn. Om langer adem te kunnen geven, waardoor je een hele muzikale zin kunt omspannen – een gezongen zin duurt veel langer dan een gesproken zin – is dus wel degelijk een reguleringsmechanisme nodig. Hierdoor loopt de adem gedoseerd door het lichaam, beetje bij beetje, net genoeg voor de stembanden om alle lucht in trilling om te zetten. Het is alleen niet de adem die dit regelt, maar je instrument: je lichaam. Het is het lichaam dat de ‘rem’ op de adem zet.


Lichaam

Als het lichaam van een zanger meegeeft zoals bij een normale uitademing, dan is het te slap en zingt de zanger té ontspannen: het lichaam, je klankkast dus, sluit te snel. Je probeert als zanger alle ruimtes in het lichaam die na de inademing een beetje meer zijn geopend, open te houden, binnen de elasticiteit die het lichaam heeft. Je elasticiteit, ofwel de flexibiliteit van vooral je spieren leren kennen en leren binnen de grenzen hiervan te blijven, is dus heel belangrijk. Wanneer je spieren vastzet in je lichaam kunnen ze niets meer voor je doen. Het gaat dus niet om vastzetten en vasthouden bij het zingen, maar om mee te veren, als een jojo, vanuit beweging.

Een belangrijke regelspier bij het zingen is het middenrif. Dat daalt en plat af als de longen zich hebben gevuld. Wil je niet dat dit middenrif meteen weer terug omhoog gaat naar zijn ontspannen rusttoestand, dan zul je vanuit het lichaam een weerstand moeten oproepen om dit te voorkomen. Hierbij is het belangrijk te leren voelen waar de aanhechtingspunten van je middenrif (voor: hoog bij het borstbeen en achter: bij je laagste rugwervels) zitten en daarmee te leren werken.

Als je probeert actief het middenrif laag te houden dan zet je het vast. Daardoor ontstaan problemen: de adem wordt tegengehouden, er komen spanningen op de keel en de klank is niet vrij. Het is de kunst om op dit dunne koord te leren balanceren: zolang je zingt, blijft het  middenrif meer of minder laag en afhankelijk van de toonhoogte, de dynamiek en de kleur, veert het dus dieper en minder diep. Pas als je stopt met zingen, schiet het middenrif ‘los’ en volgt, vanuit een reflex, de nieuwe inademing. Koppel je nu de flexibiliteit van het regulerende lichaam aan het lopen van de adem, dan vinden ze elkaar en komen ze in balans. Daar gaat het om. Het instrument van een zanger is goed te vergelijken met een strijkinstrument. Een mooie zangtoon ontstaat als er balans is tussen de vrije ademstroom en de weerstand van het lichaam, net zoals het contact tussen de snaar en de strijkstok. Pas als die balans er is, kun je zeggen dat de adem stroomt.













Adem en lichaam

Eigenlijk is dit wat bij het zingen ‘ademsteun’ wordt genoemd. Zolang dit woord bestaat, heeft het veel vragen opgeroepen. Ademsteun is het spel tussen de lopende adem en het regulerende lichaam. Het is én én. Wil je ademsteun voelen, dan  heb je met twee zaken te maken die je in verbinding met elkaar moet zien te krijgen. Het regulerende lichaam (of in engere zin: het middenrif) is een ondersteuning van de adem. Het zijn dus maatjes. Het lastige is, dat adem en lichaam elkaar juist ontmoeten doordat ze het tegenovergestelde willen: na de inademing wil de adem onbelemmerd terug omhoog, het lichaam uit. Het lichaam wil juist open en dus laag blijven, en zijn klankkast zo lang en goed mogelijk openhouden. Hierdoor houden ze elkaar in bedwang: de adem gaat indirect en beetje bij beetje het lichaam uit en de klankkast blijft open en veerkrachtig. Het gevolg is dat de adem niet meer direct het lichaam via de mond kan verlaten, maar in het lichaam blijft circuleren. Je krijgt in plaats van een horizontale adembeleving, een meer verticale adembeleving, waarbij de adem circuleert in het lichaam van de hoogste top tot eigenlijk aan je voeten:

Bij het zingen is adem de baas, want hij begint als eerste zich te verplaatsen. Pas na een aantal seconden reageert het lichaam hierop en zo komt de adem gedoseerd langs de stembanden. Adem heeft het eerste en het laatste word: voordat de muzikale zin kan beginnen is er adem en een muzikale zin loopt tot de adem stopt.

Adem heeft ook nog eens letterlijk het hoogste woord: hij is de top van de piramide, nog bovenop de resonantie. Het is bizar je te realiseren dat adem zo belangrijk is en toch als eerste het loodje legt: als er in de opbouw van het lichaam ook maar één blokkade zit, kan de adem dáár niet passeren en doorstromen. Als je je middenrif vastzet, wordt dáár de adem tegengehouden. De luchtigheid van de adem zal het altijd afleggen tegen de massa van botten en spieren. Adem wil niets liever dan stromen, maar zit snel vast.


Stem

Als zanger ben je gewend  te denken in stem en klank. Het is logisch dat je die klank graag wilt maken en er ook graag grip op hebt. Toch is de stem de reagerende factor: het resultaat van het spel tussen adem en lichaam. De stem reageert op de adem die langskomt: dun/dik, veel/weinig, sneller/ minder snel, en  zo ontstaat er een toon. Een mooie klank máák je dus eigenlijk niet, maar is het resultaat van. Natuurlijk hou je als zanger de regie. Jij bent degene die beslist of en waar je crescendeert, hoe je kleurt, wat je uiteindelijk neerzet. Maar je stem overgeven aan de ademstroom is het spannendste dat er bestaat. Dan zingt ‘het’. Dan komt er in je zingen eenvoud en directheid. Dan kun je de muziek dienen en het publiek ontroeren.

Uit: De Liedvriend (2006, nr. 4)