Hetty Gehring
Home biografie coaching met wie werk ik boek/publicaties blog in English contact

Adem is overal

Adem houdt zangers bezig. Waarom is het zo moeilijk contact te krijgen met de adem?

Valt ademsteun wel te leren en wat betekent zingen op de stromende adem eigenlijk?

Ik ben in mijn werk de afgelopen jaren veel uitspraken over de adem tegengekomen.


1. De adem bij het zingen is precies hetzelfde als in het dagelijks  leven.

Ja, althans de inademing. Maar dit geldt alleen als de zanger een goede houding heeft. In de praktijk zie ik vaak zangers met een ingezakt borstbeen. Ze halen te weinig rendement uit de inademing nog voordat ze één noot gezongen hebben. Een goede houding is belangrijk, evenals een goede inademing. Ze scheppen de voorwaarde voor het zingen. Bekende valkuilen bij de inademing zijn:

Als de adem natuurlijk binnenkomt, vullen de longen zich optimaal en hierdoor krijgt het lichaam naar alle kanten ruimte en vitaliteit (zie ook punt 2). Het zingen zelf doe je op de uitademing: de adem loopt het lichaam uit en kort daarop reageert het lichaam door niet met de uitademing mee te gaan sluiten, zoals in het dagelijks leven het geval is. Het middenrif daalt in plaats van dat het weer terug omhoog veert en reguleert hiermee de adem (= ademsteun). Als deze balans – die overigens steeds verandert met de dynamiek, toonhoogte en kleur – er is, dan stroomt de adem. Er is dus wel degelijk sprake van een besturingsmechanisme tijdens het zingen. Wie bij het zingen de adem laat weglopen, loopt  leeg en de adem stroomt niet.


2.  De adem komt overal in je lichaam

Het hangt ervan af hoe je dit ziet en vooral hoe je dit formuleert. Er moet hier een onderscheid worden gemaakt tussen de adem die in de longen komt, en de zogeheten ‘ademruimtes’.

Ademruimtes zijn alle ruimtes die open kunnen gaan tengevolge van de adem die is binnengekomen. Dat zijn allereerst de verschillende holtes in het lichaam, zoals buikholte, borstholte, keelholte. Om deze holtes te laten uitzetten, zijn spieren nodig, bijvoorbeeld de tussenribspieren en de strottenhoofdspieren. Eigenlijk groeit het lichaam, binnen zijn elasticiteit, overal. Je zou in die zin kunnen zeggen dat de adem overal in je lichaam komt. Tijdens het zingen probeer je al deze ruimtes in verbinding met elkaar open te houden. Dat betekent  voor de adem dat ze een circulatiecircuit aflegt door je hele lichaam (het verticale gevoel tegenover het horizontale, zie het artikel ‘Adem is als de wind’, Liedvriend 4, 2006). Ook hier komt je houding om de hoek kijken: overal waar je ingezakt of overstrekt bent, stagneert de ademstroom.


3. Je hoort je adem te sparen bij het zingen

Nee, maar ook dit is een kwestie van formuleren. De adem moet gul, zonder voorbehoud worden gegeven. Sterker nog: je moet jezelf als zanger aan deze stroom overgeven. Zangers die bewust hun adem tegenhouden, houden een verkeerde controle vast. Hun zingen klinkt te beheerst, de klank is begrensd, ze kunnen moeilijk legato zingen en lopen al snel achter, omdat de adem vooruit hoort te lopen op de klank. Anderzijds is er wel sprake van beheersing, doordat de adem, die in principe direct via de mond onbelemmerd naar buiten wil, contact vindt met het middenrif dat gaat reguleren. Deze beheersing is goed en voorkomt dat een zanger te wild zingt en met te veel lucht.


4. Je moet tijdens het zingen de adem laag houden

De adem laag houden tijdens het zingen is  een uitspraak die vaak verkeerd begrepen wordt. De adem verplaatst zich door het lichaam. Hierop reageren de stembanden en dus de klank. Door de verplaatsing en de vaart van de adem, voedt de adem de stem, en dus de klank. De adem laag houden betekent meestal dat je de adem gaat vastzetten, gaat tegenhouden en dat is juist niet de bedoeling. Wat er bedoeld wordt, is dat je laag in je lichaam blijft, door je middenrif goed te gebruiken. Dat houdt de klankkast open tot op je bekkenbodem terwijl je misschien een hoge toon zingt. Als het goed is, ervaar je deze toon dan ook niet als hoog.

Het is dus niet zozeer een ademervaring, maar een lichaamservaring: je stelt je instrument in.


5. Ademsteun is het middenrif  laag houden

Ja, dat heeft er wel mee te maken, maar het is niet het héle verhaal … Het middenrif gaat een spel aan met de uitademing, waarbij het moet leren lager ingebed te blijven, terwijl de adem wel uitstroomt. Wie aan ademsteun wil werken, werkt dus tegelijkertijd aan de adem en aan de steun (=ondersteuning) en moet leren hoe deze twee elkaar in balans houden. Het is lastig deze koppeling te leren voelen. Het belangrijkste is om het middenrif laag te houden en niet te vertalen in het opzij duwen van je buik. Hiermee zet je deze grote spier vast en daarmee ook de adem. Bij het leren lager houden van je middenrif is het belangrijk dat je het principe kent van waaruit je het middenrif kunt aansturen of bespelen, namelijk vanuit zijn elasticiteit. Je kunt het middenrif binnen de grenzen van zijn eigen elasticiteit leren rekken naar beneden. Hiervoor is een lichte weerstand nodig. Als je bijvoorbeeld je hand op een skippybal legt, kun je deze zachtjes naar beneden laten veren in plaats van je hand in de bal te duwen. Het middenrif is een soort jojo die je van bovenaf bedient en die je van daaruit reguleert. Als je dit kunt, blijft je klankkast open zonder iets vast te zetten. Dan klinkt je stem vol en veerkrachtig, maar druk je niet.


6. Ademsteun is moeilijk te leren

Ademsteun is goed te leren. Ademsteun is niet vaag, maar gaat over dingen die in je lichaam voelbaar of hoorbaar zijn. Maar als je niet  bij de gelukkigen hoort bij wie het vanzelf goed gaat, is er aandacht voor nodig. Zangers weten niet altijd waar hun middenrif zit. Ze wijzen naar een plek laag in de buik, terwijl het juist aan de voorkant hoog aangehecht zit, daar waar de twee ribbenbogen samenkomen in het midden. Nog minder zangers weten dat het middenrif aan de achterkant uitloopt via lange, sterke spierbundels en aangehecht zit aan je laagste rugwervels. Als je je middenrif wilt leren bespelen en wilt verbinden aan je adem, is het goed deze aanhechtingspunten te kennen, omdat het middenrif hier het duidelijkst voelbaar reageert. Hoewel je je ademsteun in het dagelijks leven heel vaak goed gebruikt zonder dat je het weet, bijvoorbeeld als je schreeuwt of lacht, lijk je het bij zingen bewust te moeten aanleren. Het moet in je systeem komen en geautomatiseerd raken. Pas dan hoef je er niet meer steeds aan te denken en werkt het tóch. Met adem is dus goed contact te krijgen als ze verbonden is aan je lichaam en van daaruit aan de stem. Dan zing je heel gemakkelijk en voel je de stroom. Een zanger is zijn eigen instrument. Dat wordt gemakkelijk gezegd, maar het heeft veel consequenties.


Uit: De Liedvriend (2007, nr. 4)